Aanvraag vergunningen voor opsporen en winnen van delfstoffen of geothermische energie
Voor het opsporen en winnen van delfstoffen of aardwarmte is een daartoe strekkende vergunning nodig van de Minister van Economische Zaken (artikel 6 van de Mijnbouwwet). De procedure voor het aanvragen van een vergunnning is opgenomen in hoofdstuk 2 van de Mijnbouwwet (in bijzonder de artikelen 14 - 17) en is uitgewerkt in hoofdstuk 1 van de Mijnbouwregeling.
Paragraaf 1.2 en 1.3 en de bijlagen 1 en 2 van de Mijnbouwregeling geven een opsomming van de gegevens die overlegd moeten worden bij een vergunningaanvraag.
Om op efficiënte wijze aan deze eis te voldoen en mogelijke vertraging in het autorisatie proces te voorkomen, wordt geadviseerd om het document te sturen:
1. naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Directie Transitie Diepe Ondergrond, Postbus 20401, 2500 EK, Den Haag en
2. de digitale versie naar mijnbouwvergunningen@minezk.nl.
Praktische toelichting op de procedure door het Ministerie van Economische Zaken
Artikel 1.3.1 van de Mijnbouwregeling stelt dat de aanvrager van een opsporingsvergunning een geologisch rapport dient te verstrekken. De inhoud van dit rapport wordt beknopt beschreven in lid 2d. Naar aanleiding van vragen van operators omtrent de detaillering van het geologische rapport kunt u een TNO rapport downloaden als voorbeeld. Het rapport geeft een indruk welke mate van detaillering bij de behandeling van de verschillende onderwerpen gewenst is. Het behoeft geen toelichting dat elke aanvraag locatie of regiospecifieke kenmerken zal hebben. Het is de verantwoordelijkheid van de operator deze op adequate wijze over het voetlicht te brengen. Het hier gepresenteerde rapport moet worden gezien als een hulp voor de aanvrager, hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.
Aanvraagformulier: Opsporingsvergunning Mijnbouwwet
Aanvraagformulier: Winningsvergunning Mijnbouwwet
Mijnbouwwet: hoofdstuk 2, artikelen 6-24
Mijnbouwbesluit: artikel 7
Mijnbouwregeling: artikel 1.2.1, artikel 1.2.2, artikelen 1.3.1-1.3.3, bijlage 1 en bijlage 2